Categorie:

Deuteronomium 5

1 Mozes riep heel Israël bijeen en sprak tot hen: Israël, luister naar de voorschriften en bepalingen, die ik heden voor u afkondig. Leer die en volbreng ze nauwgezet.
2 Jahwe onze God heeft bij de Horeb met ons een verbond gesloten.
3 Niet met onze voorouders heeft Jahwe dat verbond gesloten, maar met ons, met allen die hier heden nog in leven zijn.
4 Van aangezicht tot aangezicht heeft Jahwe op de berg vanuit het vuur met u gesproken.
5 - Ik stond toen tussen Jahwe en u in, om u zijn woorden over te brengen, want uit angst voor het vuur zijt gij de berg niet opgegaan. - Hij heeft gezegd:
6 `Ik ben Jahwe uw God, die u uit Egypte heeft geleid, dat slavenhuis.
7 Naast Mij zult gij geen andere goden hebben.
8 Gij zult geen beelden maken in de vorm van enig wezen boven in de hemel, beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde.
9 Ge moogt u niet voor hen neerbuigen en hen niet vereren, want Ik, Jahwe uw God, ben een jaloerse God, die de schuld van de vaders wreekt op hun kinderen tot in het derde en vierde geslacht van hen die Mij verwerpen.
10 Maar Ik bewijs goedheid tot in het duizendste geslacht van hen die Mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.
11 Gij zult de naam van Jahwe uw God niet misbruiken, want Jahwe laat hen die zijn naam misbruiken niet ongestraft.
12 Onderhoud de sabbat: die moet heilig voor u zijn, zoals Jahwe uw God u heeft geboden.
13 Zes dagen kunt ge werken en al uw arbeid verrichten,
14 maar de zevende dag is een sabbat voor Jahwe uw God. Dan moogt ge geen enkele arbeid verrichten, gijzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw rund niet, uw ezel niet, uw overige vee niet en ook niet de vreemdelingen binnen uw poorten. Dan kunnen uw slaaf en uw slavin uitrusten even als gijzelf.
15 Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte en dat Jahwe uw God u met sterke hand en uitgestrekte arm uit dat land heeft geleid. Daarom heeft Hij u geboden de sabbat te onderhouden.
16 Eer uw vader en moeder, zoals Jahwe uw God u heeft geboden. Dan zult ge lang leven en gelukkig zijn op de grond die Hij u schenkt.
17 Gij zult niet doden.
18 Gij zult geen echtbreuk plegen.
19 Gij zult niet stelen.
20 Gij zult tegen uw naaste niet vals getuigen.
21 Gij zult uw zinnen niet zetten op de vrouw van uw naaste; ge zult niet uit zijn op het huis van uw naaste, noch op zijn land, zijn slaaf of zijn slavin, zijn rund, of zijn ezel, of iets dat hem toebehoort.'
22 Deze woorden heeft Jahwe op de berg met luider stem tot heel het vergaderde volk gesproken uit het vuur en de donkere wolk. Hij heeft daar niets meer aan toegevoegd. Hij heeft ze op twee stenen platen gegrift en die aan mij ter hand gesteld.
23 Maar toen gij uit de duisternis zijn stem had gehoord, terwijl de berg in brand stond, zijt gij met al uw stamhoofden en oudsten naar mij toegekomen.
24 Gij hebt gezegd: `Jahwe onze God heeft ons zijn grote heerlijkheid laten aanschouwen en wij hebben Hem uit het vuur horen spreken. Wij hebben heden ervaren, dat een mens in leven kan blijven als God tot hem spreekt.
25 Toch vrezen wij dat het onze dood wordt. Dat geweldige vuur zal ons nog verslinden. Als wij Jahwe onze God nog eens horen spreken, sterven wij.
26 Niemand heeft ooit de levende God uit het vuur horen spreken zoals wij, en het er levend afgebracht.
27 Gaat u naar Hem toe om te horen wat Jahwe onze God tot u zegt; en als u dat dan aan ons meedeelt, zullen wij gehoorzamen en het volbrengen.'
28 Toen Jahwe de voorstellen hoorde die gij mij deedt, zei Hij tot mij: `Ik heb gehoord wat dit volk u heeft voorgesteld. Het is een goed voorstel.
29 Ik zou wensen dat hun hart zo blijft, dat zij Mij vrezen en altijd mijn geboden onderhouden. Dan zullen zij en hun kinderen voor altijd gelukkig zijn.
30 Ga naar hen toe en zeg dat zij naar hun tenten teruggaan.
31 Gijzelf moet dan hier bij Mij blijven. Ik ga u alle geboden, voorschriften en bepalingen meedelen, die gij hen moet leren volbrengen in het land dat Ik hun in bezit geef.'
32 Breng dus stipt ten uitvoer wat Jahwe uw God u geboden heeft en wijk er rechts noch links van af.
33 Bewandel van het begin tot het eind de weg die Jahwe u heeft voorgeschreven. Dan zult gij leven. Gij zult gelukkig zijn en lang blijven leven in het land dat gij in bezit gaat nemen.'