Categorie:
Boek:

Jesaja 50

1 Zo spreekt Jahwe: Waar is de scheidingsbrief van uw moeder, waarmee Ik haar heb weggestuurd? Of aan wie van mijn schuldeisers heb Ik u verkocht? Zie, omwille van uw misdaden heeft men u verkocht, en omwille van uw weerspannigheid werd uw moeder weggestuurd.
2 Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom kwam er geen antwoord toen Ik riep? Schiet mijn hand soms te kort om vrij te maken, of heb Ik geen kracht om te redden? Zie, door mijn afstraffend woord leg Ik de zee droog, en maak van rivieren een woestijn; de vissen zullen er verrotten, omdat er geen water is, zij zullen sterven van dorst.
3 Ik hul de hemelen in zwarte duisternis en bedek ze met een rouwgewaad.
4 De Heer Jahwe heeft mij als een leerling leren spreken, om uitgeputte mensen bij te kunnen staan. Met een woord wekt Hij mij in de morgen, in de morgen wekt Hij mijn oor om als een leerling toe te horen.
5 De Heer Jahwe heeft mijn oor ontsloten, en ik heb mij niet verweerd, en ben niet teruggedeinsd.
6 Mijn rug heb ik prijsgegeven aan hen die mij wilden slaan, en mijn wangen aan hen, die mij de baard uitrukten; mijn gezicht heb ik niet onttrokken aan beschimping en bespuwing.
7 De Heer Jahwe staat mij bij; daarom kom ik niet bedrogen uit; daarom maak ik mijn gezicht hard als een steen, ik weet dat ik niet beschaamd zal staan.
8 Nabij is hij, die mij vrijspreekt; wie spant een rechtszaak met mij aan? Laat ons een proces beginnen! Wie staat tegenover mij in zijn recht? Laat hem maar naar voren treden!
9 Zie, de Heer Jahwe staat mij bij; wie veroordeelt mij dan nog? Zie, zij zullen allen als in flarden uiteenvallen, als een kleed dat door de motten is stukgevreten.
10 Wie onder u vreest Jahwe, luistert naar de stem van zijn dienstknecht? Wie rondwaart in de duisternis, zonder een straal van licht, laat hij vertrouwen op de naam van Jahwe, en steunen op zijn God.
11 Zie, gij allen, die het vuur aansteekt, en brandende pijlen in een kring legt, zelf moet gij de gloed van uw vuur ingaan en door de brandende pijlen heen, die gij zelf hebt ontstoken. Door mijn hand is u dat gebeurd, in het oord van smarten zult gij u neerleggen.