Boek:

Ester 4

1 Toen Mordekai vernam wat er gebeurd was, scheurde hij zijn kleren doormidden, hulde zich in zak en as en ging de stad in, luidkeels en bitter schreiend.
2 Voor de koninklijke poort bleef hij staan, want in rouwkleren mocht men de koninklijke poort niet binnen.
3 Ook in al de provincies, waar het besluit en bevel van de koning bekend werd, maakten de joden groot misbaar; zij vastten, weenden en jammerden, en velen brachten in zak en as de nacht door.
4 Toen Esters kameniers en eunuchen haar op de hoogte kwamen stellen, schrok de koningin hevig. Zij liet kleren brengen om Mordekai die aan te doen, in plaats van zijn rouwkleed. Maar hij weigerde dat.
5 Toen ontbood Ester Hatak, een van de eunuchen van de koning, die deze haar als dienaar had gegeven, en stuurde hem naar Mordekai om naar het hoe en waarom te vragen.
6 En Hatak ging naar Mordekai, op het stadsplein voor de koninklijke poort.
7 Mordekai vertelde Hatak alles wat hem overkomen was. Hij wist hem ook nauwkeurig te zeggen, hoeveel geld Haman beloofd had aan de schatkist van de koning af te dragen, wanneer hij de joden mocht uitroeien.
8 Hij gaf hem ook de tekst van het te Susan uitgevaardigde bevelschrift om hen te verdelgen. Hatak moest dit aan Ester laten zien, haar op de hoogte brengen en haar opdragen naar de koning te gaan om zijn clementie in te roepen en de zaak van haar volk bij hem te bepleiten.
9 Hatak kwam bij Ester terug en bracht haar de woorden van Mordekai over.
10 Daarop zond Ester Hatak met het volgend antwoord naar Mordekai:
11 'Alle dienaren van de koning en de bewoners van de provincies van de koning weten, dat iedere man of vrouw, die ongeroepen naar de koning in de binnenhof komt, maar een maatregel te verwachten heeft, de doodstraf. Alleen degene aan wie de koning de gouden skepter toereikt blijft in leven. En ik ben al in geen dertig dagen meer bij de koning geroepen!'
12 Deze woorden van Ester werden aan Mordekai overgebracht.
13 En Mordekai liet aan Ester het volgende antwoord geven: 'Denk maar niet, dat jij als enige van alle joden gespaard zult blijven, omdat jij in het koninklijk paleis woont.
14 Integendeel, als jij op dit moment blijft zwijgen, komt er voor de joden toch uitkomst en redding, van een andere zijde, maar jij en het huis van je vader gaan dan te gronde. Wie weet of je niet voor een moment als dit tot de koninklijke waardigheid gekomen bent?'
15 Hierop liet Ester aan Mordekai het volgend antwoord brengen:
16 'Roep alle joden die in Susan wonen bijeen en gaat dan voor mij vasten. Drie etmalen lang moet u niet eten of drinken, overdag niet en 's nachts niet. Ik zal ook zelf zo vasten, met mijn kameniers; en dan ga ik naar de koning, tegen de wet in. Moet ik te gronde gaan, dan ga ik maar te gronde!'
17 Mordekai ging weg en voerde alles uit wat Ester hem had opgedragen.