Zoeken in Psalmen 53
Psalmen 53
1
Voor de koorleider. Op de wijze van Machalat. Een compositie van David.
2
De dwaas zegt bij zichzelf: 'welneen! Er is geen God!' Stuitend, verfoeilijk kwaad wordt overal begaan: geen mens handelt oprecht.
3
God, uit zijn hemel, ziet op Adams kinderen neer, speurend of er soms is een sterveling met verstand, een die nog vraagt naar God.
4
Doch allen zwerven af: verdorven met elkaar! Geen mens handelt oprecht, geen enkele. Geen een.
5
Weten zij dan van niets, de stichters van dit kwaad, uitvreters van mijn volk? Dat vindt zijn brood gereed en kent Gods naam niet meer!
6
Totdat de schrik hen slaat, de redeloze schrik, als God de krachten van zijn vijanden verstrooit. - Hoe maakt gij hen beschaamd: want zie, God wierp hen uit!
7
O, dat toch Israëls heil uit Sion dagen mocht!
8
Het komt: als God de keer, de keer brengt voor zijn volk en Jakob juichen mag, Israël feest zal vieren.