Categorie:
Boek:

Psalmen 99

1 De heer is koning, de volken vervaren; Hij troont op de cherubs, de aarde zwicht.
2 De Heer, in Sion grootmachtig, boven alle volken ten troon.
3 Geloofd zij uw naam, groot en geducht: 'heilig is Hij!'
4 De koning, in majesteit, koos voor het recht, Gij grondde het recht, ongebogen; recht en gerechtigheid hebt Gij binnen Jakob geschapen.
5 Verheft de Heer, onze God, werpt U voor zijn voetschabel neder: 'heilig is Hij!'
6 Mozes onder zijn priesters, Aäron, Samuël een van wie riepen zijn naam, zij riepen de heer aan: Hij antwoordde hun;
7 in de wolkkolom sprak Hij tot hen en zij bleven zijn uitspraken trouw, zijn inzetting die tot hen uitging.
8 Gij, Heer onze God, gaaft het antwoord: Gij waart hun een God van vergeving, al moest Gij hun wandaden straffen.
9 Verheft de Heer, onze God, voor zijn heilige berg werpt u neder: de Heer, onze God, Hij is heilig.