Categorie:
Boek:

Psalmen 138

1 Van David. Loven wil ik U met heel mijn hart, de afgoden tartend mijn psalmen U zingen,
2 buigen wil ik voor uw heiligdom, prijzen uw naam om uw goedheid en om uw trouw: hoger nog dan uw roep van voorheen hief Gij hoog uw belofte.
3 Gij die mij verhoorde het uur dat ik riep, mij bezielde, mij kracht hebt gegeven:
4 gij dien loven de vorsten der aarde, als zij, eenmaal, verstaan wat gij aanzegt;
5 en hun lied prijst de leiding des Heren: 'groot de majesteit van Jahwe!'
6 Ja, verheven de Heer, die de nederige ziet en doorgrondt de trotse van verre;
7 moest ik gaan door het hart der ellende, nog hield Gij mijn leven bewaard, heft de hand waar mijn vijanden dreigen: uw rechterhand brengt mij heil.
8 De Heer voltrekt het voor mij: tot in eeuwigheid, Heer, uw genade. Laat niet varen het werk uwer handen.