Categorie:
Boek:

Psalmen 141

1 Een psalm van David. Heer, u roep ik - kom ijlings tot mij, hoor mijn stem waar ik smeek om uw hulp:
2 laat mijn gebed mogen stijgen als wierook omhoog tot uw aanschijn; moge het, als mijn handen ik ophef, tot een avondoffer U zijn.
3 Stel, Heer, een wacht voor mijn mond, bewaak de deur mijner lippen,
4 en hoed mijn hart voor de verleiding het kwade spel mee te spelen, bij bedrijvers van onrecht te horen: ik wil mij niet scharen aan hun dis!
5 Als mij dan een rechtvaardige afstraft, wijst mij een uwer vromen terecht, ik stoot die weldaad niet terug. En waar kwaad heerst gaat mijn gebed voort;
6 deze golven slaan tegen een rots: mijn wederwoord blijft ingetogen.
7 Als in aarde doorploegd en doorscheurd zo is straks ons gebeente verstrooid: voor ons strekt zich de doodskrocht.
8 Maar mijn ogen, Heer, zijn op U; bij u schuil ik - laat mij niet teloor gaan.
9 Hoed mij voor de strik die zij spannen, voor het slagnet van de belagers.
10 Zij raken in het net, die U haten: met elkaar. - Doch ik zet mijn weg voort.