Zoeken in Wijsheid van Jezus Sirach 47
Wijsheid van Jezus Sirach 47
1
Na hem trad Natan op die profeteerde in de dagen van David.
2
Zoals het vet wordt afgezonderd van het offer. zo werd David van de zonen van Israël afgezonderd.
3
Hij speelde met leeuwen alsof het bokjes waren en met beren als met lammeren.
4
Heeft hij in zijn jeugd niet een reus gedood en de smaad van het volk weggenomen, doordat hij zijn hand met de slingersteen hief en de trots van Goliat fnuikte?
5
Want hij had de Heer, de Allerhoogste, aangeroepen en deze had kracht in zijn rechterhand gelegd om die man, zo geweldig in de oorlog, te vellen en de macht van zijn volk te verhogen.
6
Zo eerde men hem om tienduizenden en prees men hem om de zegeningen van de Heer, terwijl men hem een erekroon bracht,
7
want aan alle kanten had hij de vijanden verdelgd en de Filistijnen, zijn tegenstanders, vernietigd en hun macht gebroken, tot op de dag van vandaag.
8
Bij al zijn daden prees hij de Heilige, de Allerhoogste, met heerlijke woorden. Met heel zijn hart bezong hij zijn Maker en had hij Hem lief.
9
Tegenover het altaar stelde hij muzikanten met hun instrumenten op om door hun klanken de schoonheid van de liederen te verhogen.
10
Hij zette de feesten luister bij en gaf de hoogtijdagen een volmaakte schoonheid: dan prezen zij de heilige naam van de Heer en al vroeg in de morgen weergalmde dan het heiligdom.
11
De Heer heeft zijn zonde weggenomen en zijn macht voor altijd verhoogd; Hij heeft hem het koninklijk verbond gegeven en een luisterrijke troon in Israël.
12
Na hem trad een wijze zoon op, die dank zij hem ongestoord kon wonen.
13
Salomo regeerde in een tijd van vrede. God gaf hem rust aan alle kanten. om een huis te bouwen voor Gods naam en voor altijd een heiligdom te vestigen.
14
Wat waart gij wijs in uw jonge jaren: als de Nijl, zo overlopend van inzicht!
15
Uw geest bevloeide de aarde en gij hebt haar vervuld met raadselspreuken.
16
Tot aan verre eilanden reikte uw naam en gij waart geliefd om uw vrede.
17
Om uw liederen, spreuken en gelijkenissen en om uw verklaringen stonden hele landen verbaasd.
18
In de naam van God, de Heer, van Hem, die de God van Israël heet, hebt gij goud vergaard alsof het tin was en zilver opgehoopt als lood.
19
Maar gij hebt uw lendenen gegeven aan de vrouwen en die over uw lichaam laten heersen.
20
Gij hebt een smet geworpen op uw eer en uw bed ontheiligd, zodat gij toorn bracht over uw kinderen en zij geslagen werden om uw onverstand;
21
zodat de heerschappij verdeeld werd en uit Efraim een weerspannig koningschap opkwam.
22
Maar de Heer geeft zijn trouw niet prijs en laat niet een van zijn woorden vallen. Hij verdelgt het nageslacht van zijn uitverkorene niet en roeit de nazaten niet uit van degene die Hem liefheeft. Hij heeft een rest gegeven aan Jakob en aan David een wortel van zijn stam.
23
Salomo ging bij zijn vaderen te ruste maar de heerser die hij naliet, groot in dwaasheid, klein van verstand, Rechabeam, bracht door zijn raadsbesluit een scheuring onder het volk teweeg.
24
Toen stond Jerobeam, de zoon van Nabat, op; hij deed Israël zondigen en bracht Efraim op de weg naar de ondergang. Hun zonden werden talrijk en daardoor werden zij uit hun land verjaagd.
25
Alles wat kwaad was liepen zij na, totdat de straf over hen kwam.