Zoeken in Zacharias 2
Zacharias 2
1
Ik sloeg mijn ogen op en had een visioen: Ik zag vier horens.
2
Ik vroeg de engel die met mij sprak: 'Wat hebben die te betekenen?' Hij antwoordde mij: 'Dat zijn de horens die Juda, Israƫl en Jeruzalem verstrooid hebben.'
3
Daarop liet Jahwe mij vier smeden zien.
4
Ik vroeg: 'Wat komen die doen?' Hij sprak: 'Die horens hadden Juda zozeer verstrooid, dat niemand zijn hoofd meer ophief; nu zijn deze smeden gekomen om die horens schrik aan te jagen, om de volken neer te slaan, die tegen Juda hun horen opstaken en het verstrooiden.'
5
Ik sloeg mijn ogen op en had een visioen: Ik zag een man met een meetsnoer in de hand.
6
Ik vroeg: 'Waar gaat u heen?' Hij gaf mij ten antwoord: 'Ik ga Jeruzalem opmeten en kijken, hoe breed en hoe lang het zal worden.'
7
Toen verscheen weer de engel die met mij sprak en een andere engel kwam hem tegemoet.
8
Deze zei tot hem: 'Vlug! zeg aan die jongen daar: Jeruzalem moet open blijven, niet ommuurd, vanwege de vele mensen en dieren die in de stad wonen.
9
Ik zelf - zo luidt de godsspraak van Jahwe - zal rondom haar een muur van vuur zijn en met mijn luister midden in haar wonen.'
10
Op! Op! Gij moet vluchten uit het land van het noorden - zo luidt de godsspraak van Jahwe -, want evenals de vier winden, die over de hemel waaien, heb Ik u uiteengedreven - zo luidt de godsspraak van Jahwe.
11
Op, Sion! Gij moet redding zoeken, gij die verblijft bij de dochter Babel,
12
want zo spreekt Jahwe van de machten, wiens heerlijkheid mij is verschenen en mij gezonden heeft; zo spreekt Hij over de volken, die u hebben geplunderd - weet wel: wie u raakt, raakt zijn oogappel -:
13
Zie, Ik strek mijn hand tegen hen uit en zij zullen een prooi worden voor hun slaven. Zo zult gij weten, dat Jahwe van de machten mij gezonden heeft.
14
Juich en verheug u, dochter Sion, want zie, Ik kom en Ik zal bij u wonen - zo luidt de godsspraak van Jahwe.
15
Op die dag zullen vele volken zich bij Jahwe aansluiten; zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij u wonen. Dan zult gij weten, dat Jahwe van de machten mij tot u gezonden heeft.
16
Jahwe zal Juda in bezit nemen als zijn erfdeel op de heilige grond en Hij verkiest Jeruzalem weer uit.
17
Zwijg voor Jahwe, alwat leeft! Hij staat op en komt uit zijn heilige woning.