Zoeken
Nahum 2,1 - Zie, op de bergen gaan de voeten van de vreugdebode die vrede meldt! Vier, Juda, uw feesten, volbreng uw geloften! Nooit meer zal de boosdoener door u heen trekken: hij wordt volkomen vernietigd.
Nahum 2,2 - Een vernieler is tegen u opgerukt. Bewaak de vesting! Houd de weg in het oog! Maak uw lenden sterk! Zet al uw krachten in!
Nahum 2,3 - Voorwaar, Jahwe herstelt de glorie van Jakob, ja, de glorie van Israƫl, omdat rovers hen hebben beroofd en hun wijnranken hebben vernield.
Nahum 2,4 - De schilden van zijn helden zijn rood geverfd, de soldaten zijn gekleed in het karmozijn. Het staal van de strijdwagens vlamt, nu zij zich opstellen; de lansen worden gedrild.
Nahum 2,5 - Over de wegen razen de wagens, over de vlakte jakkeren ze voort; ze lijken wel fakkels; als bliksemschichten flitsen ze voorbij.
Nahum 2,6 - Hij roept zijn keurtroepen op; hals over kop snellen zij toe en haasten zich naar de wallen; het schutdak wordt al opgesteld.
Nahum 2,7 - De poorten van de waterstromen worden opengezet; de tempel wankelt
Nahum 2,8 - en zij die daar staat wordt ontluisterd en meegevoerd, terwijl haar dienaressen jammeren - het klinkt als het klagen van duiven - en zich op het hart slaan.
Nahum 2,9 - Nineve is als een waterbekken, waaruit het water wegloopt.' Staat stil! Staat toch stil!' Maar niemand keert zich om.
Nahum 2,10 - 'Grijpt naar het zilver, grijpt naar het goud!' Er is geen eind aan die voorraad, aan die vracht van allerlei kostbaarheden.
Nahum 2,11 - Leegte, verlatenheid, verwoesting; bezwijkende harten, knikkende knieen, alle lenden trillen, alle gezichten verliezen hun kleur.
Nahum 2,12 - Waar is het hol van de leeuw nu, het graasveld van de leeuwenwelpen, de plaats waar leeuw en leeuwin zich bewogen, met hun jongen, door niemand gestoord?
Nahum 2,13 - De leeuw, die verscheurde voor zijn jongen en worgde voor zijn leeuwinnen, die zijn holen vulde met roof, zijn krochten met roofgoed!
Nahum 2,14 - Nu treed Ik op tegen u - zo luidt de godsspraak van Jahwe van de legerscharen -: uw wagens laat Ik opgaan in rook, uw welpen verslindt het zwaard, uw buit vaag Ik weg van de aarde en de stem van uw afgezanten wordt niet meer vernomen.