Categorie:
Boek:

Tobit 4

1 Die dag herinnerde Tobit zich, dat hij aan Gabaël te Rages in Medië geld in bewaring had gegeven.
2 Hij zei bij zichzelf: 'Ik heb gebeden om de dood. Waarom dus mijn zoon Tobias niet geroepen om hem voor ik sterf op de hoogte te stellen?'
3 Hij riep hem en begon: 'Mijn zoon, als ik gestorven zal zijn, begraaf me dan. Minacht je moeder niet, maar houdt haar in ere zolang je leeft. Wees haar ter wille en bedroef haar niet.
4 Vergeet niet, mijn zoon, dat zij om jou veel gevaren heeft verduurd, toen ze jou in haar schoot droeg. Als zij gestorven is, begraaf haar dan naast mij in het zelfde graf.
5 Wees steeds, mijn zoon, de Heer onze God indachtig en wacht je ervoor zijn geboden te overtreden. Beoefen heel je leven de gerechtigheid en bewandel niet de wegen van het onrecht.
6 Want als je plichtsgetrouw handelt, ligt bij al wat je onderneemt de weg naar het welslagen open, zoals voor allen die de gerechtigheid beoefenen.
7 Geef aalmoezen van wat je bezit en als je aalmoezen geeft, doe het dan zonder bedenken. Keer geen enkele arme de rug toe, dan zal God zijn aangezicht nooit van jou afkeren.
8 Als je overvloed hebt, geef dan overvloedig aalmoezen; heb je weinig, wees dan niet bang om wat van dat weinige nog uit te delen.
9 Dat is de beste belegging voor de tijd van nood.
10 Want de aalmoes redt van de dood en verspert de weg naar de duisternis.
11 Ze wordt alle gevers door de Allerhoogste aangerekend als een welgevallige offergave.
12 Houd je verre, mijn zoon, van alle ontucht. Zorg ervoor een vrouw te nemen uit het geslacht van je voorvaders. Neem geen vreemde vrouw, een die niet uit de stam van je vader is. Wij zijn immers afstammelingen van profeten; herinner je Noach, Abraham, Isaak en Jakob, onze voorvaderen van oudsher: zij allen namen vrouwen uit hun verwanten en zij werden gezegend in hun kinderen en hun nageslacht zal het land bezitten.
13 Houd dus ook van je volk, mijn zoon; acht jezelf niet verheven boven je volksgenoten, boven de zonen en dochters van je volk en neem gerust een vrouw uit hun midden. Hoogmoed leidt immers tot rampspoed en algehele ontreddering, en lediggang tot gebrek en ontbering. Want van lediggang komt honger.
14 Het loon van de arbeider die voor je werkt mag je niet vasthouden tot de volgende morgen, maar je moet het prompt uitbetalen. Want als jij God dient, zal het jou ook vergolden worden. Neem je in acht, mijn zoon, bij al wat je doet en gedraag je als een welopgevoed man.
15 Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet. Bedrink je niet aan wijn en ga niet als een dronkaard door het leven.
16 Deel je brood met de hongerige en je kleren met de naakte. Besteed al wat je overhebt zonder bedenken aan aalmoezen.
17 Leg je brood op het graf van de rechtvaardige, maar geef het niet aan de zondaars.
18 Win de raad in van wijze mensen en sla hun goede raad niet in de wind.
19 Prijs onder alle omstandigheden God de Heer en vraag hem dat je altijd de rechte weg mag bewandelen en dat al wat je onderneemt tot een goed einde geraakt. Want geen mens heeft iets te beschikken, maar Hij, de Heer, geeft alle goeds aan wie Hij wil en wie Hij wil vernedert Hij, al naar het Hem goeddunkt. Wees daarom, mijn zoon, mijn vermaningen indachtig en prent ze onuitwisbaar in je hart.
20 Nu heb ik je nog iets te zeggen. Ik heb aan Gabaël, de broer van Gabria, die in Rages in Medië woont, tien talenten zilver in bewaring gegeven.
21 Maak je niet bezorgd, mijn zoon, over de armoede waartoe we vervallen zijn: je bezit een groot vermogen, als je God vreest, je verre houdt van alle zonde en doet wat Hem behaagt.'