Categorie:
Boek:

Zacharias 9

1 Een uitspraak: Het woord van Jahwe is in het land Chadrak en in Damascus is zijn rustplaats, want Jahwe's oog is op de mensen gericht en ook op alle stammen van Israël;
2 ook op het aangrenzende Hamat en op Tyrus en Sidon, met al hun wijsheid.
3 Tyrus heeft zich een vesting gebouwd en zilver heeft het bijeengebracht als stof, goud als slijk in de straten.
4 Nu echter zal de Heer het overmeesteren, Hij zal zijn macht de zee in slaan, en de stad zelf zal door vuur verslonden worden.
5 Askelon zal het zien en vrezen, ook Gaza, dat van ontzetting ineenkrimpt, en Ekron, beschaamd in zijn verwachting. Uit Gaza verdwijnt de koning en Askelon wordt ontvolkt.
6 In Asdod zal de bastaard wonen. Zo breek Ik de hoogmoed van de Filistijn;
7 Ik haal hel het bloed uit de mond en tussen zijn tanden trek Ik de gruwelijkheden weg. Dan blijft ook hij voor onze God over en wordt hij als een stamhoofd in Juda en Ekron wordt als een Jebusiet.
8 Als een wachtpost leg Ik mij voor mijn huis tegen hen die gaan en keren; geen dwingeland trekt meer tegen hen op, want met mijn eigen ogen zie Ik nu toe.
9 Jubel luid, gij dochter Sion, juich, gij dochter Jeruzalem! Zie, uw koning komt tot u, rechtvaardig en zegevierend; hij is deemoedig, hij rijdt op een ezel, op een veulen, het jong van een ezelin.
10 Ik vaag de strijdwagens weg uit Efraïm, de paarden uit Jeruzalem; de strijdboog wordt gebroken. Dan kondigt hij vrede af onder de volken, dan gaat zijn heerschappij van zee tot zee, van de Rivier tot de grenzen der aarde.
11 Wat u betreft, om het bloed van uw verbond laat Ik uw gevangenen vrij uit de put zonder water.
12 Keert terug naar de vesting gij gevangenen die kunt hopen; nog heden kondig Ik af: Ik zal u het dubbele vergoeden.
13 Want Juda span Ik als mijn boog, Efraïm heb Ik gevuld; uw zonen, Sion, moedig Ik aan tegen de zonen van de Ioniërs. Ik maak u als het zwaard van een held.
14 Dan verschijnt Jahwe boven hen; zijn pijlen vliegen als bliksemschichten. Jahwe, de Heer, blaast de bazuin; in stormen uit het zuiden trekt Hij op.
15 Jahwe van de machten is hun schild; zij zullen overwinnen en op de slingerstenen trappen, zij zullen bloed als wijn drinken en er zo vol mee zijn als de plengschaal, als de hoeken van het altaar.
16 Zo zal Jahwe, hun God, op die dag zijn eigen volk, zijn kudde, verlossen; ja, over het land gaat de schittering van de juwelen in de kroon.
17 Hoe goed zal het zijn, hoe heerlijk: het koren doet de jonge mannen gedijen, de most de jonge vrouwen.