Categorie:
Boek:

Tobit 8

1 Na de maaltijd leidden ze Tobias naar Sara.
2 Bij het binnengaan dacht Tobias aan wat Rafaël gezegd had. Hij pakte de wierookpan en legde het hart van de vis en de lever op de gloeiende as en er ontstond rook.
3 Toen de demon de rook bemerkte, nam hij de wijk naar Opperegypte, waar de engel hem in boeien sloeg.
4 Toen het paar in de kamer alleen was, kwam Tobias van het bed overeind en zei: 'Sta op, zuster, laten we bidden dat de Heer zich over ons ontferme.'
5 En Tobias bad: 'Gezegend zijt Gij, God van onze vaderen en gezegend is uw heilige en heerlijke naam door de eeuwen heen. Mogen de hemelen en alle schepselen U prijzen.
6 Gij hebt Adam gemaakt en hem Eva, zijn vrouw, tot hulp en stut gegeven. Uit hen is het menselijk geslacht voortgekomen. Gij hebt gezegd: Het is niet goed dat de mens alleen is; laten we een hulp voor hem maken die bij hem past.
7 Welnu, Heer, als ik mijn zuster hier tot me neem, ga ik geen ongeoorloofde verbinding aan, maar ben ik trouw aan uw wet. Betoon mij uw barmhartigheid en laat mij aan haar zijde oud worden.'
8 En Sara zei: 'Amen.'
9 Daarop brachten zij samen de nacht door.
10 Maar 's nachts stond Raguël op en ging een graf delven, want hij was bang dat ook Tobias gestorven was.
11 Weer in huis gekomen
12 zei Raguël tegen zijn vrouw Edna: 'Laat een van de dienstmeisjes eens gaan kijken of hij nog leeft. Zo niet, dan kunnen we hem begraven zonder dat iemand het merkt.'
13 De dienstbode opende de deur, ging naar binnen en zag dat beiden sliepen.
14 Zij ging weer naar buiten en meldde dat hij leefde.
15 Daarop loofde Raguël God: 'Wees gezegend, God, met de zuiverste en heiligste zegeningen. Mogen uw heiligen en al uw schepselen U loven en dat al uw engelen en uitverkorenen U zegenen, alle eeuwen door.
16 Gezegend zijt Gij, omdat Gij mij verblijd hebt: mij is niet overkomen wat ik duchtte, maar Gij hebt met ons gehandeld naar uw grote barmhartigheid.
17 Gezegend zijt Gij, dat Ge u ontfermd hebt over twee eniggeborenen. Betoon hun uw barmhartigheid, Heer. Laat hun leven verlopen in gezondheid, vreugde en welzijn.'
18 Vervolgens gaf hij zijn knechts opdracht de grafkuil dicht te gooien.
19 Daarna richtte hij voor het paar een bruiloft aan van veertien dagen lang.
20 Voordat de bruidsdagen voorbij waren, bezwoer Raguël Tobias om pas te vertrekken als de veertien bruiloftsdagen verstreken waren.
21 Dan zou hij de helft van zijn vermogen ontvangen en gezond en wel naar zijn vader kunnen terugkeren.' De rest,' zei hij,' krijg je als ik en mijn vrouw gestorven zijn.'