Categorie:

2 Makkabeeën 13

1 In het jaar honderdnegenenveertig vernamen Judas en zijn mannen, dat Antiochus Eupator met een groot leger tegen Judea optrok.
2 Hij was vergezeld van zijn voogd Lysias, die met het bestuur van het rijk belast was. Zij beschikten over een Grieks leger van honderdtienduizend man voetvolk, drieënvijftighonderd ruiters, tweeëntwintig olifanten en driehonderd wagens met zeisen aan de wielen.
3 Menelaus had zich bij hen aangesloten en stijfde op sluwe wijze Antiochus in zijn voornemen. Want hij bekommerde zich niet om het welzijn van zijn vaderland, maar hoopte zo in zijn waardigheid te worden hersteld.
4 Maar door de beschikking van de Koning der koningen ontstak Antiochus in toorn tegen de schurk: toen Lysias aantoonde dat hij de oorzaak was van heel de ellende, gaf Antiochus bevel hem naar Berea te voeren om hem daar volgens plaatselijk gebruik terecht te stellen.
5 In Berea staat namelijk een vijftig el hoge toren, die gevuld is met as en voorzien van een trechtervormige bovenbouw die steil in de as uitmondt.
6 Tempelrovers en andere grote misdadigers worden naar boven gebracht en in de trechter gestort; zo komen ze aan hun einde.
7 Op die wijze stierf ook de goddeloze Menelaus. Hij werd niet in de aarde begraven.
8 En terecht! Want hij had veel misdaden bedreven tegen het altaar, waarvan het vuur en de as heilig zijn. Daarom vond hij ook in de as de dood.
9 Met barbaarse bedoelingen rukte de koning op naar Judea, vastbesloten de joden heel wat erger te behandelen dan zijn vader het gedaan had.
10 Toen Judas dat hoorde, spoorde hij het volk aan dag en nacht de Heer te smeken, dat Hij hun nu weer, evenals vorige keren, zijn bijstand zou verlenen
11 daar zij gevaar liepen beroofd te worden van de wet, hun vaderland en de tempel, en dat Hij niet zou toelaten dat het volk, dat sinds kort weer op adem begon te komen, de goddeloze heidenen in handen zou vallen.
12 Allen deden dat eensgezind; ter aarde liggend richtten ze onder tranen en vasten drie dagen lang onafgebroken hun smeekbeden tot de barmhartige Heer. Daarop sprak Judas hun moed in en beval hun zich voor de strijd gereed te houden.
13 In een afzonderlijk overleg met oudsten besloot hij met de hulp van de Heer uit te rukken en de strijd te beslissen nog voordat het leger van de koning Judea was binnengevallen om zich van Jeruzalem meester te maken.
14 De uitslag van de strijd overlatend aan de Schepper van de wereld, spoorde hij zijn mannen aan om dapper op leven of dood te strijden voor de wet, de tempel, de stad en hun vaderland met al zijn instellingen. In de omgeving van Modein sloeg Judas zijn legerkamp op.
15 Na zijn soldaten de wapenkreet' God overwint' te hebben gegeven, koos hij de dapperste jongemannen uit om een nachtelijke overval uit te voeren op de tent van de koning. In het kamp doodden ze ongeveer tweeduizend man en velden de grootste olifant met de bemanning, die zich in zijn toren bevond.
16 Nadat ze zo schrik en verwarring in het legerkamp hadden gezaaid, trokken ze tenslotte
17 bij het krieken van de dag zegevierend af. De overval was geslaagd dank zij de bescherming die de Heer aan Judas verleende.
18 Nu de koning een voorproef had gekregen van de dapperheid van de joden, trachtte hij met list de vestingsteden in handen te krijgen.
19 Hij trok op naar Bet-sur, een sterke joodse vesting, maar werd teruggeslagen; hij deed een nieuwe aanval, die eveneens mislukte.
20 Intussen wist Judas de belegerden van al het nodige te voorzien.
21 Maar een joodse soldaat, Rodokus geheten, verried het geheim aan de vijand. Hij werd betrapt, gegrepen en terechtgesteld.
22 Toen de koning voor de tweede maal onderhandelingen aanknoopte met de bewoners van Bet-sur en hun de hand reikte, namen zij die aan. Hij trok af
23 en viel het leger van Judas aan, maar werd verslagen. Toen de koning vernam, dat Filippus, aan wie hij de behartiging van de aangelegenheden van het rijk in Antiochie had toevertrouwd, hem ontrouw was geworden, nodigde hij in zijn verbijstering de joden uit vrede te sluiten. Hij aanvaardde hun rechtmatige eisen en bevestigde onder ede zich eraan te zullen houden. De verzoening werd bekrachtigd door een offer dat hij liet opdragen in de tempel, waarvoor hij zijn eerbied betuigde. Hij toonde zijn welwillendheid jegens de heilige plaats en
24 ontving zelfs de Makkabeeër. Hegemonides liet hij achter als stadhouder over het gebied dat zich uitstrekt van Ptolemais tot Gerar.
25 Toen de koning in Ptolemais kwam, toonden de inwoners van die stad zich hevig verontwaardigd over het verdrag met de joden en wilden dat het ongedaan gemaakt zou worden.
26 Lysias beklom het spreekgestoelte en verdedigde de overeenkomst zo goed hij kon. Hij slaagde erin het volk te kalmeren, te overtuigen en milder te stemmen. Daarna keerde hij naar Antiochie terug. Zo verliepen de opmars en de aftocht van de koning.