Categorie:
Boek:

Psalmen 85

1 Voor de koorleider. Van de Korachieten. Een psalm.
2 Gij koos, Heer, dit land tot het uwe, hebt de keer voor Jakob gebracht;
3 hebt verdragen het kwaad van uw volk, hebt al zijn zonden bedekt;
4 Gij hield al uw verbolgenheid in, liet af van uw brandende toorn.
5 Herstel ons dan, God die ons heil zijt, doorbreek uw afkeer van ons:
6 wilt Gij tegen ons woeden voor eeuwig, door geslachten doen duren uw toorn?
7 Zijt Gij niet die ons nieuw kunt doen leven? dan verblijdt zich uw volk weer in U.
8 Doe ons, Heer, uw genade aanschouwen, laat komen uw heil over ons.
9 En ik mag de verkondiging horen van Hem die de God is, de Heer: Het is vrede wat Hij verkondigt aan zijn volk: dat zijn zijn getrouwen. Laat thans de traagheid voorbij zijn!
10 Gelooft het! welhaast is genaderd voor wie Hem vrezen zijn heil; dan woont heerlijkheid in ons land:
11 zij ontmoeten elkander, genade en waarheid, gerechtigheid en vrede - zij kussen elkaar.
12 Dan wast waarheid op uit de aarde, reikt gerechtigheid neer van de hemel.
13 Overvloed geeft de Heer daarenboven: onze aarde draagt haar gewas.
14 De gerechtigheid zal voor Hem uitgaan: reeds begon op de heerbaan haar loop.