Zoeken in Ester 16
Ester 16
1
Hier volgt de tekst van de brief: 'De grote koning Artaxerxes aan de bestuurders van de honderzevenentwintig provincies van Indië tot Ethiopië en aan degenen die ons trouw zijn: Saluut!
2
Velen, die door de uiterste goedgunstigheid van hun weldoeners al te zeer geëerd werden, hebben daardoor een te hoge dunk van zichzelf gekregen.
3
Zij trachten niet alleen onze onderdanen kwaad te doen, maar niet bij machte hun weelde te dragen, gaan zij ertoe over tegen hun weldoeners te intrigeren.
4
Zij doen niet alleen aan de dankbaarheid in de omgang met de mensen tekort, maar ze menen zelfs te kunnen ontsnappen aan de geen kwaad duldende gerechtigheid van de God, die altijd alles ziet. Zozeer hebben ze zich door het gezwets van deugnieten laten meeslepen.
5
Vele malen zijn ook vele machthebbers medeplichtig geworden aan het vergieten van onschuldig bloed en dientengevolge in onherstelbare ellende gestort door de overreding van vrienden, aan wie zij de behartiging van de staatszaken hadden toevertrouwd
6
en die met arglist en drogredenen de nobele goede trouw van de heersers bedrogen hebben.
7
U kunt dat niet alleen opmaken uit de oude overgeleverde verhalen; u hoeft niet ver weg te zoeken, om te zien, wat er zoal aan schandelijks bedreven is door de verdorvenheid van lieden die op onwaardige wijze macht uitoefenen.
8
U moet ook uw blik richten op de toekomst: hoe wij het koninkrijk ten bate van alle mensen rust en vrede zullen verschaffen.
9
Wij zullen geen veranderingen dulden, maar wel altijd redelijke tegemoetkomendheid oordelen over wat ons wordt voorgelegd.
10
Zo is er nu een zekere Haman, de zoon van Hamadatus, een Macedoniër, zeer zeker niet van Perzisch bloed en in rechtschapenheid niet met ons te vergelijken, die als gast bij ons is opgenomen
11
en die zozeer het voorwerp is geweest van onze menslievendheid tegenover alle volken, dat hij onze vader werd genoemd, de hoogste waardigheid na de koninklijke troon bekleedde en door allen met de knieval werd geëerd.
12
Maar deze hoge eer werd hem te machtig en hij zette er zijn zinnen op, ons van de heerschappij en zelfs van het leven te beroven.
13
Hij heeft onze redder en trouwe weldoener, Mordekai en onze onberispelijke deelgenote in het koningschap, Ester, te zamen met heel hun volk, door listig en slinks gekonkel ten val willen brengen.
14
Door dat geïntrigeer hoopte hij namelijk ons te isoleren en zo in zijn macht te krijgen, om vervolgens de heerschappij van de perzen aan de Macedoniërs te geven.
15
Wij echter zijn tot de bevinding gekomen dat de joden, door deze doortrapte booswicht voor de ondergang bestemd, geen misdadigers zijn, maar dat zij leven volgens zeer rechtvaardige wetten
16
en de zonen zijn van de allerhoogste, grootste en levende God,
17
die onze heerschappij, evenals die van onze vaderen, met opperste welgezindheid behoedt.
18
U zult er dus goed aan doen, geen rekening te houden met de door Haman, de zoon van Hamadatus, gezonden brief: de man die verantwoordelijk is voor die brief, is bij de poorten van Susan met zijn hele familie aan de paal gehangen; zo spoedig heeft de over alles gebiedende God het verdiende vonnis aan hem voltrokken.
19
U dient dus de tekst van dit schrijven overal zonder enige bedenking aan te slaan. Verder moet u de joden volgens hun eigen gebruiken laten leven
20
en hen met krachtige hand helpen om zich te verweren tegen degenen die hen zullen belagen op het ogenblik van de beproeving, op de dertiende dag van de twaalfde maand, Adar, de bewuste dag.
21
Want die dag, die voor het uitverkoren geslacht de dag van de ondergang had moeten worden, is door de allesbeheersende God voor hen tot een dag van vreugde gemaakt.
22
Daarom moet ook u onder uw vastgestelde feesten een speciale dag vieren, met kostelijke maaltijden, opdat die dag nu en in de toekomst een teken van redding mag zijn voor ons
23
en alle weldenkende Perzen en anderzijds onze belagers aan hun ondergang mag herinneren.
24
Alle steden of provincies, geen uitgezonderd, die niet naar dit bevel handelen, zullen zonder mededogen te vuur en te zwaard verwoest worden. Niet alleen door de mensen zullen ze gemeden worden, maar ook de wilde dieren en vogels zullen er een afschuw van hebben, voor altijd.'